Logo

Het belang van het waarnemen van een zonsverduistering

Expo-sciences
Het groot belang van zonsverduisteringen is de waarneming van de zonnecorona. De vorm van de corona hangt namelijk af van de fase van de zonneactiviteit. Tijdens het maximum verschijnt de corona min of meer cirkelvormig terwijl ze soms langgerekte protuberansen vertoont tijdens het minimum.
Allerlei vragen in verband met de sterrenkunde van de Zon kunnen slechts tijdens een verduistering bestudeerd worden. Het betreft bijvoorbeeld vragen over de afmetingen en de samenstelling van de corona of over de afbuiging van het licht onder invloed van de zwaartekracht van de Zon. Inderdaad, het fel zonlicht en de oplichting van de aardatmosfeer door de Zon beletten dat we de corona en de naburige sterren kunnen waarnemen, behalve juist tijdens een zeldzame zonsverduistering.
Verduisteringen worden reeds sinds de Oudheid waargenomen. Een voorbeeld hiervan is de verduistering van 2136 voor Christus die in China werd opgemerkt en in de Chinese annalen werd genoteerd.
Men verbindt aan de Griekse astronomie de namen van Thales van Milete en Pythagoras van Samos, maar geen enkele door hen geschreven tekst bereikte ons. De legende volgens dewelke Thales een zonsverduitering op 28 mei 585 voor Christus zou voorspeld hebben, is nooit wetenschappelijk erkend.
Rond 500 voor Christus, beginnen de Grieken de beweging van de planeten te bestuderen.
Het zijn de Babyloniers die empirisch de periode van een Saros (ongeveer 18 jaar) ontdekten maar hun kennis was onvoldoende nauwkeurig om het moment en de plaats van een verduistering te kunnen voorspellen. Wanneer zo'n gebeurtenis zich voordeed, werd het wel mondeling overgeleverd. Men heeft zodoende een spoor kunnen terugvinden van verduisteringen die zich voordeden tot in het jaar 600 voor Christus.
De studie van de voorbije verduisteringen heeft haar belang voor de sterrenkunde: het is nu wel mogelijk om heel nauwkeurig een verduistering uit de Oudheid na te rekenen. Door de getuigenissen aan de berekeningen te toetsen, is het zo mogelijk om foutieve tijdstippen van historische gebeurtenissen te achterhalen.
Op deze wijze werd nagegaan dat de verduistering, die volgens de overlevering had plaatsgehad op de dag van het overlijden van koningin Anne van Engeland, op 1 augustus 1714, in feite op 22 april 1715 was gebeurd. Deze eclips werd later beroemd want hierdoor was Edmund Halley erin geslaagd de positie van de Maan met een nooitgeziene precisie te meten. Tijdens de verduistering beschreef Halley de zonnecorona (hij stelde het woord voor) en de chromosfeer, een dunne laag van de zonneatmosfeer met een kenmerkende rode kleur veroorzaakt door waterstofemissie.
In de XIXde eeuw beschreef François Baily tijdens het waarnemen van de verduisteringen van 1836 en 1842 de kleine lichtvlekjes zichtbaar juist voor of na de totaliteit.
Dit fenomeen draagt de naam van "parels van Baily": ze ontstaan doordat de laatste zonnestralen nog net door de valleien en dalen van het maanlandschap reiken.
Het was pas na de verduistering van 1842 dat men aannam dat de protuberansen uit de Zon en niet uit de Maan voortkwamen.
De verduistering van 15 november 1868 liet Janssen toe aan te tonen dat protuberansen voornamelijk uit waterstof bestaan. Nadien werd er ook een onbekende element ontdekt, helium genaamd naar het Griekse woord voor Zon helios.
De eclips van 29 mei 1919 werd benut door Arthur Stanley Eddington om een fenomeen aan het licht te stellen dat voorspeld was in het kader van de net gepubliceerde relativiteitstheorie, het effect Einstein.Dit is het effect van de afbuiging van het licht wanneer het voorbij materie komt.
Tijdens een zonsverduistering is het mogelijk om sterren te zien en dus om de schijnbare verplaatsing op te meten van die sterren die voldoende dichtbij de Zon schijnen.
Het heeft 5 maanden geduurd vooraleer de waarnemingen van 29 mei en van 6 november 1919 verwerkt werden. Eddington kon aantonen dat het effect door Einstein voorspeld wel degelijk bestond, waardoor hij het eerste proefondervindelijke bewijs leverde van de relativiteitstheorie.
Omdat verduisteringen al bij al zeldzaam zijn, heeft Bernard Lyot in 1930 de coronograaf uitgevonden: een telescoop waarbij op kunstmatige wijze de zonneschijf verduisterd wordt om de zonnecorona te kunnen bestuderen.
Maar sindsdien heeft de zonnefysica veel vooruitgang geboekt dankzij de nieuwe en machtige middelen van het ruimteonderzoek.
De lancering in 1962 van het eerste zonne-observatorium werd het begin van een reeks van 8 zonnesatellieten gedurende ruim 17 jaren.
De grootste onder hen, SKYLAB, bestond uit een batterij van 8 grote telescopen, waaronder een coronograaf.
Van mei 1973 tot februari 1974 werden duizenden foto's, die de pracht van de zonneatmosfeer weergeven, gedurende drie zendingen vanuit dit laboratorium gemaakt.
Tijdens de laatste dertig jaar heeft de ontwikkeling van het ruimteonderzoek enerzijds en het ingebruiknemen van steeds krachtigere telescopen anderzijds toegelaten om steeds nauwkeuriger de verschillende lagen van de zonneatmosfeer waar te nemen.



Français Nederlands Vorige pagina
rechtstreekse toegang
Volgende pagina English Español


Webmaster: Antoine van Ruymbeke Laatst bijgewerkt: 10 augustus 99

© Jeunesses Scientifiques de Belgique