Logo

De waarnemers

Expo-sciences
Verscheidene astronomen maakten grootse ontdekkingen, waarbij de voornaamste zijn :

Thales van Milete (600 v. Chr.)

beschreef de Aarde als een platte schijf.

Pythagoras (530 v. Chr.)

Hij beschouwde een onbeweeglijke sfeer temidden van 8 andere concentrische sferen: deze van de Zon, de Maan, van Mercurius, Venus, Mars, Jupiter, Saturnus en als laatste deze van de sterren (genaamd sferen van Pythagoras).

Anaxagoras (environ : 500-428 v. Chr.)

merkte op dat de maansverduisteringen zich voordeden wanneer de Maan in de tegenovergestelde richting van deze van de Zon staat (men spreekt van: oppositie) en hij vond er de juiste verklaring voor: de Maan treedt in de schaduwkegel van de Aarde.

Eudoxius (406-355 v. Chr.)

Hij maakte een eerste sterrenkaart en toonde aan dat de Zon een deel van een cirkel aan de hemel beschrijft: de ecliptica. Men kent hem ook de uitvinding van het zonnequadrant toe.

Aristarchos van Samos (310-230 v. Chr.)

Hij was de eerste om aan te nemen dat de Aarde rond haar as draait en bovendien ook rond de Zon. Zijn hypothese van een heliocentrisch model voor het zonnestelsel werd echter toentertijd niet aanvaard.

Eratosthenes (284-192 v. Chr.)

Hij mat nauwkeurig de omtrek van de aardbol evenals de obliquiteit van de ecliptica.

Hipparchos (v. 190-120 v. Chr.)

Hij toonde aan dat de Maan viermaal kleiner is dan de Aarde en leidde daaruit de afstand Maan-Aarde af. Hij maakte een eerste sterrenkataloog aan de hand van zelf gemeten sterposities. Hij berekende de ongelijke duur van de seizoenen teweeggebracht door het feit dat de Aarde niet altijd even snel haar baan doorloopt. Hij ontdekte de precessie van de eveningen, doordat hij zijn eigen metingen met die van zijn voorgangers vergeleek en ondervond dat de positie van het lentepunt niet stabiel bleef.

Ptolemeus (120 v. Chr.)

Hoewel aanhanger van het geocentrisme, stelde hij - aan de hand van de epicykeltheorie - tafels op met de voorspellingen van de posities van de planeten (Almagest).

Nicolas Copernicus (1473-1543)

Hij bestudeerde de bewegingen van de hemellichamen. Zijn theorieën - meermaals herzien - probeerden aan te tonen dat de bewegingen niet overeenkwamen met de absolute bewegingswet volgens dewelke alles rond het centrum van het universum, de Aarde, moet draaien, weliswaar met een verschillende snelheid. Hij bewees de onjuistheid van het systeem van Ptolemeus op basis van zijn kennis van de vroegere Griekse werken en beschreef zijn theorie van het heliocentrisme in een werk van 1543. Echter, hij kon zijn theorie niet staven met bewijzen want hij kon niet verklaren waarom alle objekten naar het centrum van de Aarde toe vallen en niet naar de Zon. Ongelukkiglijk werden zijn werken onderbroken door zijn dood in 1543.

Tycho Brahe (1546-1601)

Hij maakte vele waarnemingen aan de hand van meetinstrumenten voor positiebepaling en stelde aan de hand daarvan een zeer nauwkeurige sterrenkaart op.

In 1572 nam hij een supernova (= ontploffing van een ster) waar die uitdoofde in 1574. Ondanks zijn vele waarnemingen behield hij het idee van een geocentrisch stelsel. In 1599 vestigde hij zich in Praag en nam Johannes Kepler, de beste astronoom uit Bohemen, tot zijn assistent.

Galileus (1564-1642)

Hij vond de bewijzen die aan Copernicus ontbraken om zijn theorieën te ondersteunen. Hij toonde aan dat elk lichaam valt in eenzelfde tijd, onafhankelijk van het gewicht. Zijn grote verdienste is dat hij wiskunde gebruikte voor de analyse van zijn resultaten. Hij ontwierp in een nacht tijd een kijker met een drievoudige vergroting. Het brevet hiervoor werd door Hans Lippershey in 1608 verkregen. In een van zijn werken beschrijft hij zijn astronomische bevindingen gaande van bergen op de Maan, satellieten van Jupiter, schijngestalten van Venus tot zonnevlekken etc. In 1623 publiceerde hij zijn vele wetenschappelijke ideeën over de beweging van de Aarde. Dit gedachtengoed kostte hem twee inquisitieprocessen. Hij ontsnapte aan de brandstapel in 1633 door zijn werk officiël te verloochenen. In 1642, het jaar waarin Isaac Newton geboren werd, is hij gestorven nadat hij zich nog over uurwerken had ontfermd.

Kepler (1571-1630)

Johannes Kepler interesseert zich heel vroeg voor sterrenkunde en hield de theorie van Copernicus aan. Hij werd de assistent van Tycho Brahe. Op zijn doodsbed leverde zijn meester hem geheimgehouden waarnemingen van planeten maar Kepler was te erg bezig met zijn eigen waarnemingen van Mars en van een supernovae verschenen in 1604. Hij vond dat noch het systeem van Copernicus, noch dat van Tycho Brahe zijn waarnemingen konden verklaren. In een werk van 1609 schrijft hij dat de planeten (Mars) rond de Zon draaien in een ellipsbaan. Hij publiceerde eveneens drie wetten omtrent deze bewegingen. Hij stierf drie jaar na zijn laatste werk.

Newton (1642-1727)

Zijn werk is zeer omvattend, zowel op het gebied van de wiskunde (hij poneerde de basis van de moderne analyse) als op het gebied van de fysica. In de optica publiceert hij een nieuwe theorie van het licht (deeltjestheorie), bestudeert hij de breking van witlicht door een prisma en bouwt hij een spiegeltelescoop met een sferische spiegel. In de mecanica poneert hij de basis van de bewegingswetten en van de universele zwaartekracht. De wet van de zwaartekracht drukt uit dat de kracht tussen twee lichamen rechstreeks evenredig is met het product van de massa's en onrechtsreeks evenredig met het kwadraat van de afstand. Deze kracht is bovendien steeds aantrekkend. De zwaartekrachttheorie liet een volgende generatie van astronomen toe om veelvuldige fenomenen te verklaren, waaronder de precessie van de eveningen.

Ook vandaag worden veelvuldige ontdekkingen gemaakt door de astronomen. We vermelden Einstein met zijn werken over de equivalentie tussen massa en energie en vooral over de algemene relativiteitstheorie.

Deze en nog vele andere mensen hebben deelgenomen en zullen blijven deelnemen aan de ontdekking en de kennis van een spannend Universum waarin wij leven.




Français Nederlands Vorige pagina
rechtstreekse toegang
Volgende pagina English Español


Webmaster: Antoine van Ruymbeke Laatst bijgewerkt: 10 augustus 99

© Jeunesses Scientifiques de Belgique